Een ezel…

Een ezel stoot zich geen twee keer aan dezelfde steen, zegt men. Sowieso vraag ik me zodra dat gezegde in me op komt, hoe ze er toch op komen? Hebben ze dat werkelijk gecheckt? Staan ze bij iedere ezel die zijn hoefjes op deze wereld zet, dag in dag uit te kijken of ze dat gezegde misschien een update moeten geven? Toch hebben wij het blindelings overgenomen, zonder enig protest ook en passen we het allemaal wel eens toe. Zo ook ik.

In mijn geval is twee keer stoten ook helemaal niet nodig. Een klein tikje en het is al een stoelendans van schuivende schijven, wervels  of andere onderdelen. Het lijkt wel of een blauwe plek al ontstaat door iets te lang naar een plek te staren. Je raakt er aan gewend. Echt waar.

Mijn nek is echter een ander verhaal. Niet wat betreft dat kleine tikje, de polonaise van wervels of het getal twee. Mijn nek moet wel ten allen tijden beschermd worden tegen het minste geringste duwtje.

Zo ook eerder deze week. Ik had net mijn nekbrace uitgedaan en mijn huid zuchtte even van opluchting  bij het contact met frisse lucht. Ik dacht dus dat het geen kwaad kon om dit – niet geheel onbelangrijk deel van ons complexe omhulsel – nog een paar minuten extra vrijheid te gunnen.

Dat kon het dus wel…

Even de situatie schetsen. Om de vier treetjes in ons huisje te overbruggen, is er een trap geplaatst die bij een druk op een knop veranderd in een plateauliftje. Klein maar fijn. Dit geavanceerde apparaat schijnt ook ogen in de rug te hebben, want zodra er iets onder ligt, weigert het ding om naar beneden te gaan. Al moet ik zeggen, dat ik één keer toch gewonnen heb. Onder zwaar piepend protest, maar winnen deed ik. Later bleek ik dan wel een smashed potatoe van de vloer te kunnen eten.

De ogen zagen blijkbaar weer iets, weigerde pertinent naar beneden te gaan als lift maar wilde ook niet meer in een trap veranderen  en zo moest ik al hangend over de leuning zien wat de boel blokkeerde. Een stukje van een  irritante blauwe supermarktkrat bleek de oorzaak. Ik ging mijn lange grijper pakken (lang leven de handige hulpmiddelen her en der in huis verspreid) en wist het kreng eronder uit te schuiven. Mooi toch? Niet mooi…

Terwijl ik weer overeind kwam, vergat ik dat precies op die plaats, het verlaagde plafond begon. Doordat ik op het hoge plateau stond, botste ik er met mijn hoofd tegenaan. Of eigenlijk voelde het meer alsof het plafond zich boven op mijn hoofd liet vallen.

Een normaal persoon zou een hele rits van niet-geschikt-om-hier-te-herhalen woorden laten horen, bij een harde confrontatie een tijdje een pijnlijke bult of blauwe plek op het hoofd voelen en misschien een uurtje of wat hoofdpijn. Voor degene die nog twijfelt: ik ben géén normaal persoon.

Ik hield het bij één niet-geschikt-om-hier-te-herhalen woord. Dat valt dus mee. Er is geen enkele sprake van een bult of blauwe plek, want daarvoor was de botsing helemaal niet hard genoeg. Vanwaar dan dit hele epistel, hoor ik al enkelen denken. Thing is… Een harde botsing was niet nodig om mijn nek als een trekharmonica-op-zijn-retour in elkaar te laten klappen. Als een duveltje-die-stiekem-uit-het-doosje is gesprongen en die voor straf met brute kracht weer terug geramd wordt in dat veel te kleine hokje. Voel je het al? Doe dat maal tien en je komt in de buurt van hoe het op zo’n moment bij mij voelt. Dat er maar één verre van netjes woord uit kwam, lag dan ook puur aan het feit dat ik niet tot meer in staat was.

Het grappige was dat ik mijn leven in een flits voorbij zag gaan. Niet dat ik er op dat moment om kon lachen, maar ik dacht dat je zo’n flits alleen maar zag bij het naderen van het grote einde. Het was ook niet dat ik nou alles voorbij zag komen, maar op datzelfde moment herinnerde ik me ineens het moment waarop ik in 2016 met een enorme klap, de achterklep van onze auto op mijn hoofd kreeg. Achteraf gezien bleek één gasveer niet meer te werken en de andere was zo solidair om dan ook alles maar te laten gaan. Ineens besefte ik me dan ook, dat dit wel eens het moment zou kunnen zijn waarop mijn hoofd schuin op mijn nek belandde. Ik had alleen eerder die link nooit gelegd.

Ik ging nog verder terug in de tijd en herinnerde me de ontploffing in mijn eerste magnetron (lees jaren negentig), waarvan ik zo schrok dat mijn hoofd voor het eerst in volle vaart op mijn rug belandde.

De “corrigerende” tikken tegen mijn oren in mijn jonge jaren, die altijd meer pijn gaven op andere plekken dan mijn oren, waren de laatste in deze kortstondige tijdreis.

Tjonge, wat je al niet in zo’n korte tijd  kan beleven door zo’n stompzinnigheid. Ik kon me wel voor mijn kop slaan, al weet ik dus uit ervaring dat ik dat maar beter niet zou doen.

Ik schrijf er luchtig over, het is mijn manier om de ongerustheid een plekje te geven , maar de gevolgen zijn zwaar. Waarschijnlijk zal pas duidelijk worden hoe zwaar, als er met de juiste apparatuur ooit weer beelden gemaakt kunnen worden. Voor nu blijft het bij veel pijn, hoofdpijn en zo nu en dan het letterlijke spoor bijster zijn. Nog erger dan anders, zwalk ik dan als een echte dronkenlap door de kamer en dreig ik (tot nu toe gelukkig alleen dat) van de zwaartekracht te verliezen. Gezien het feit dat ik nooit een druppel alcohol nuttig, is dat toch een teken dat het niet helemaal goed zit.

Ik kies er dus maar voor om als ezel door het leven te gaan, want een tweede confrontatie met dat plafond, moet ik toch aan me voorbij laten gaan. We hebben trouwens tegenwoordig een auto met twee deuren in plaats van een achterklep. Leek ons veiliger…

Als ik heel hard lach

Klapt mijn nek achterover tot plat op mijn rug

Gelukkig valt er de laatste jaren weinig te lachen 🙂

Geluk zit in de kleine dingen